Hulplijnen worden automatisch weergegeven en verborgen wanneer u objecten in een werkgebied van een dia sleept en geven informatie over de relatieve positie van het object. Hulplijnen kunnen bijvoorbeeld worden weergegeven wanneer objecten in het midden of met de randen zijn uitgelijnd.
Op dezelfde manier kunnen hulplijnen voor relatieve tussenruimte worden weergegeven wanneer er drie of meer objecten in het werkgebied zijn uitgelijnd. Als u een object in een lijn met objecten sleept zodat dit op gelijke afstand van het object in het midden ligt, geven de hulplijnen voor relatieve tussenruimte de afstand tussen elk paar van objecten aan (in de maateenheid van de liniaal).
De hulplijnen voor relatieve tussenruimte worden weergegeven wanneer er twee of meer onderdelen met dezelfde hoogte of breedte in het diawerkgebied zijn uitgelijnd.
Hulplijnen worden alleen weergegeven wanneer u een object sleept. Als u de muisknop loslaat, verdwijnen de hulplijnen. U kunt de hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte in verschillende kleuren weergeven, zodat u gemakkelijker kunt zien welke objecten worden uitgelijnd wanneer u objecten sleept. Als u hulplijnen voor uitlijning inschakelt of de kleur van hulplijnen wijzigt, gelden die instellingen voor alle documenten die u in Keynote opent.
Om opties voor hulplijnen in te stellen, kiest u 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klikt u op 'Linialen'. Selecteer de gewenste opties om in te stellen wanneer de hulplijnen voor uitlijning worden weergegeven:
Om de hulplijnen te tonen als het midden van een object wordt uitgelijnd met een ander object of met het midden van de dia, schakelt u het aankruisvak 'Toon hulplijnen in midden van object' in.
Om de hulplijnen te tonen als de randen van een object worden uitgelijnd met een ander object, schakelt u het aankruisvak 'Toon hulplijnen langs randen van object' in.
U kunt de kleur van hulplijnen wijzigen door op het kleurenvak voor de hulplijnen te klikken en vervolgens een kleur te selecteren in het venster 'Kleuren'.
Om de hulplijnen voor relatieve tussenruimte in te stellen, selecteert u de opties in 'Tussenruimte en grootte objecten'. Met deze opties kunt u aangeven wanneer de hulplijnen moeten worden weergegeven.
Als u de afstand wilt weergeven tussen drie of meer objecten die met gelijke afstand in een lijn zijn geplaatst, selecteert u ' Toon relatieve tussenruimte'.
Als u wilt controleren of de objecten die in een lijn zijn geplaatst even hoog of breed zijn, selecteert u 'Toon relatieve grootten'.
U kunt de kleur van hulplijnen voor relatieve tussenruimte en grootten wijzigen door op het kleurenvak voor de hulplijnen te klikken en vervolgens een kleur te selecteren in het venster 'Kleuren'.
Om hulplijnen tijdens het werken te tonen of te verbergen, kiest u 'Weergave' > 'Toon hulplijnen' of 'Weergave' > 'Verberg hulplijnen'.
U kunt hulplijnen tijdelijk verbergen door de Command-toets ingedrukt te houden terwijl u een object sleept.
Daarnaast kunt u objecten uitlijnen door gebruik te maken van de rasterlijnen in de basisdia of door de exacte objectpositie op te geven met behulp van de x- en y-coördinaten op de dia. Zie Werken met rasterlijnen in basisdia's en Objecten plaatsen door x- en y-coördinaten op te geven.
Als u uw eigen hulplijnen voor uitlijning aanmaakt op de plek waar u ze nodig hebt in dia's, zorgt u ervoor dat de objecten in de verschillende dia's zich op dezelfde positie bevinden. Zie Nieuwe hulplijnen aanmaken.