Keynote bevat verschillende hulpmiddelen waarmee u de onderdelen in het diawerkgebied uiterst nauwkeurig kunt ordenen. Zo hebt u de beschikking over aanpasbare hulplijnen en rasterlijnen voor uitlijning waarmee u de objecten in dia's gelijkmatig kunt weergeven en consistent kunt houden in de verschillende dia's. U kunt meerdere objecten tegelijk bewerken door de objecten te groeperen. U kunt objecten vergrendelen, zodat ze niet kunnen worden verplaatst. Bovendien kunt u objecten in dia's in lagen plaatsen, zodat ze elkaar overlappen en op de dia een diepte-effect wordt gecreëerd.
Om een object in een dia te verplaatsen, sleept u het object. Sleep het object niet bij de grepen, omdat u op deze manier het formaat van het object zou kunnen wijzigen.
Om objecten nauwkeurig uit te lijnen tijdens het slepen, kunt u hulplijnen en rasterlijnen voor uitlijning gebruiken. Zie Hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte gebruiken en Werken met rasterlijnen in basisdia's voor meer informatie.
U kunt de verplaatsingsrichting van het object beperken tot horizontaal, verticaal of een hoek van 45 graden door de Shift-toets ingedrukt te houden terwijl u sleept.
U kunt het object stapsgewijs verplaatsen door op een van de pijltoetsen te drukken. Hierdoor wordt het object telkens met één punt verplaatst. U kunt het object met telkens tien punten verplaatsen door de Shift-toets ingedrukt te houden terwijl u op een pijltoets drukt.
U kunt de positie van het object tijdens het verplaatsen weergeven door 'Keynote' > 'Voorkeuren' te kiezen en vervolgens het aankruisvak 'Toon grootte en positie bij verplaatsing objecten' in te schakelen in het paneel 'Algemeen'.
Om tekst of een object in een ander object te verplaatsen, selecteert u het object en kiest u 'Wijzig' > 'Knip'. Vervolgens plaatst u het invoegpunt op de positie waar u het object wilt plaatsen en kiest u 'Wijzig' > 'Plak'.
Meer informatie over andere manieren voor het plaatsen en ordenen van objecten vindt u in de relevante onderwerpen hieronder: