Een eigen weergavenotatie voor datum- en tijdwaarden in tabelcellen definiëren
  1. Selecteer een of meer cellen.

  2. Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik op de knop 'Tabelinfo'.

  3. Klik in het infovenster 'Tabel' op 'Opmaak'.

  4. Kies 'Aangepast' uit het venstermenu 'Celnotatie'.

    Het venster voor aangepaste notaties wordt geopend.

  5. Kies 'Datum en tijd' uit het venstermenu 'Soort'.

  6. Definieer uw datum- en tijdnotatie door de (blauwe) elementen vanuit het vak 'Datum- en tijdelementen' naar het notatieveld boven het vak te slepen.

  7. Nadat u een element naar het notatieveld hebt gesleept, klikt u op het driehoekje en kiest u een notatie-optie uit het venstermenu.

  8. Om vooraf opgestelde tekst voor of na een element weer te geven, plaatst u het invoegpunt in het notatieveld en typt u de tekst. U kunt op elk gewenst element klikken en het invoegpunt verplaatsen met de Pijl-links- en Pijl-rechts-toets.

  9. Om ruimte tussen elementen aan te brengen, plaatst u een invoegpunt op de gewenste positie en drukt u eenmaal of meermaals op de spatiebalk.

  10. Om een element uit het notatieveld te verwijderen, selecteert u het en drukt u op de Delete-toets.

    Om een element te verplaatsen, versleept u het naar een andere positie.

  11. Typ een naam voor uw datum- en tijdnotatie in het veld 'Naam'.

    De namen van aangepaste notaties staan vermeld in het venstermenu 'Celnotatie' in het paneel 'Opmaak' van het infovenster 'Tabel'.

  12. Klik op 'OK' om uw datum- en tijdnotatie op te slaan en op de geselecteerde cellen toe te passen.

Wanneer u een datum- of tijdwaarde in een cel typt waaraan een datum- en tijdnotatie is toegekend, wordt de notatie toegepast als de getypte waarde een liggend streepje (-) of schuine streep (/) bevat.

Als u deze waarde in een cel typt
Wordt de waarde zo weergegeven

16/4/99

16 april 1999 valt op dag 106 van het jaar

23-2

23 februari 2008 valt op dag 54 van het jaar

15 dec. 2010

15 dec. 2010