U kunt de helderheid, het contrast en andere instellingen van afbeeldingen wijzigen om de kwaliteit te verbeteren of om interessante effecten te creëren. Deze wijzigingen zijn niet van invloed op de originele afbeelding, maar uitsluitend op de weergave van de afbeelding in Keynote

Een afbeelding aanpassen
  1. Selecteer de afbeelding.

  2. Kies 'Weergave' > 'Toon 'Afbeelding aanpassen''.

  3. Met behulp van de opties kunt u de instellingen aanpassen.

    • Helderheid:  
      Hiermee wijzigt u de hoeveelheid wit in de afbeelding. Wanneer u de schuifknop naar rechts sleept, vergroot u de hoeveelheid wit in de afbeelding waardoor de afbeelding helderder wordt.
    • Contrast:  
      Hiermee wijzigt u het verschil tussen de lichte en de donkere delen van de afbeelding. Als u het contrast vergroot, worden de lichte delen lichter en de donkere delen donkerder. Als u het contrast verkleint, wordt het verschil tussen de lichte delen en de donkere delen kleiner. Wanneer u de schuifknop naar rechts sleept, wordt het contrast tussen de lichte en donkere delen sterker, waardoor een foto op een illustratie kan gaan lijken.
    • Verzadiging:  
      Hiermee wijzigt u de intensiteit van de kleuren in de afbeelding. Wanneer u de schuifknop naar rechts sleept, worden de kleuren intenser of levendiger.
    • Temperatuur:  
      Hiermee maakt u de afbeelding warmer of koeler door de hoeveelheid warme tinten (rood) of koele tinten (blauw) aan te passen.
    • Tint:  
      Hiermee wijzigt u de algehele kleurzweem van de afbeelding door de hoeveelheid rood- of groentinten aan te passen.
    • Scherpte:  
      Hiermee maakt u de afbeelding scherper of minder scherp.
    • Belichting:  
      Hiermee maakt u de totale afbeelding lichter of donkerder. Als u de belichting aanpast, wordt elk deel van de afbeelding lichter of donkerder. Als u de belichting van een afbeelding versterkt, kan dat ten koste van de kleuren gaan.
    • Histogram en Niveaus:  
      In het histogram worden alle kleurgegevens van de afbeelding weergegeven, van de donkerste schaduw aan de linkerkant tot het lichtste deel aan de rechterkant. De pieken geven de hoeveelheid kleurgegevens in een bepaald bereik aan.

      Om het niveau voor de donkere delen in te stellen, sleept u de linkerschuifknop in de richting van het midden. Als u de schuifknop naar rechts sleept, verkleint u het kleurenbereik en kunt u de schaduwen helderder maken. De positie van de schuifknop bepaalt de hoeveelheid gegevens voor het donkerste deel van de afbeelding. De gegevens links van de schuifknop worden niet in de afbeelding opgenomen. U kunt bijvoorbeeld de schuifknop slepen tot het punt waarop de lijn in het histogram een duidelijke piek vormt, die aangeeft dat er gegevens beschikbaar zijn.

      Om het niveau voor de lichte delen in te stellen, sleept u de rechterschuifknop in de richting van het midden. Als u de schuifknop naar links sleept, verkleint u het kleurenbereik en kunt u de lichte delen helderder maken. De positie van de schuifknop bepaalt de hoeveelheid gegevens voor het lichtste deel van de afbeelding. De gegevens rechts van de schuifknop worden niet in de afbeelding opgenomen. U kunt bijvoorbeeld de schuifknop slepen tot het punt waarop de lijn in het histogram een duidelijke piek vormt, die aangeeft dat er gegevens beschikbaar zijn.

    • Verbeter:  
      Hiermee past u de afbeelding automatisch aan door de rood-, groen- en blauwtinten gelijkmatig over het histogram te verdelen.
  4. Klik op de knop 'Stel opnieuw in' om de originele instellingen te herstellen.

    Bewaar het document om eventueel aangebrachte wijzigingen te bewaren. De instellingen in het venster op het moment dat u het document bewaart, zijn onveranderd wanneer u het venster 'Afbeelding aanpassen' opnieuw opent.