Met een talstelselnotatie geeft u getallen weer volgens de conventies van talstelsels met grondtal 2 t/m grondtal 36. Wanneer u 2, 8 of 16 als grondtal gebruikt, kunt u negatieve waarden weergeven door er een minteken voor te plaatsen of de twee-complement-notatie te gebruiken. Negatieve waarden voor alle andere grondtallen worden aangeduid met een minteken.
Selecteer de cel of cellen.
Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Tabelinfo'.
Klik in het infovenster 'Tabel' op 'Opmaak'.
Kies 'Talstelsel' uit het venstermenu 'Celnotatie'.
Geef in het veld 'Grondtal' het grondtal van het talstelsel op dat u wilt gebruiken.
Geef in het veld 'Posities' het totale aantal getallen op dat u wilt weergeven.
Als u 2, 8 of 16 als grondtal selecteert, moet u ook een instelling selecteren voor de weergave van negatieve getallen.
Negatieve waarden in alle overige talstelsels worden altijd voorafgegaan door een minteken.
In de volgende tabel vindt u voorbeelden van het effect dat de talstelselnotatie in verschillende gevallen heeft.
TalstelseI
|
Weergave 100
|
Weergave –100 bij gebruik minteken
|
Weergave –100 bij gebruik twee-complement
|
---|---|---|---|
Grondtal 2 |
1100100 |
-1100100 |
10011100 |
Grondtal 8 |
144 |
-144 |
634 |
Grondtal 10 |
100 |
-100 |
-100 |
Grondtal 16 |
64 |
-64 |
9C |
Zie Instellen hoe waarden in tabelcellen worden weergegeven voor meer informatie over andere celnotatietypen.