In vlak- en lijndiagrammen kunnen de gegevenspunten worden aangeduid met symbolen (cirkels, driehoeken, vierkanten en ruiten). Ook kunt u tussen de gegevenspunten een rechte of gebogen lijn weergeven.

Manieren om de gegevenspuntsymbolen en verbindende lijn te wijzigen:
  • Om het gegevenspuntsymbool te wijzigen, selecteert u een gegevensreeks (vlak of lijn), klikt u op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klikt u op de knop 'Diagraminfo' en klikt u vervolgens op 'Reeks'. Kies een symbool uit het venstermenu 'Gegevenssymbool'. U kunt de grootte van de gegevenspuntsymbolen aanpassen door een waarde te typen of de stappenregelaar in het bijbehorende veld te gebruiken.

  • Om de punten te verbinden met een gebogen lijn, selecteert u een gegevensreeks (lijn) en kiest u vervolgens 'Curve' uit het venstermenu 'Verbindingspunten'.

  • Om de lijnkleur te wijzigen, selecteert u een lijn, klikt u op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klikt u op de knop 'Afbeeldingsinfo' en geeft u de gewenste lijninstellingen op. Zie De randstijl wijzigen voor instructies.